N.a.v. schriftelijke vragen d.d. 7 januari 2008

dinsdag 26 februari 2008 12:54

Geachte heer Dekker,
 
Naar aanleiding van uw schriftelijke vragen d.d. 7 januari 2008 berichten wij u als volgt.
 
1. Zijn de rampenplannen in onze gemeente naar uw mening “handicap proof”? Zo ja, waaruit blijkt dit?
Ons Plan Crisismanagement (=rampenplan) is in 2005 vastgesteld. In dit plan is geen speciale aandacht voor gehandicapten. Het opstellen van het rampenplan gebeurt aan de hand van een model dat de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant maakt om de uniformiteit te bevorderen. Op dit moment wordt het model-rampenplan door de Veiligheidsregio herzien en daarbij wordt ingegaan op de zelfredzaamheid van burgers met als specifiek aandachtspunt de niet-zelfredzame/ gehandicapte inwoners.
 
2. Zijn in onze gemeente alle mensen met een aanzienlijke beperking en hun woonomstandigheden in kaart gebracht?
Het registreren van een lichamelijk beperking zonder voorafgaande toestemming van de betrokkene is lastig en staat op gespannen voet met de privacywetgeving. De mensen die afhankelijk zijn van medische apparatuur zijn wel in kaart gebracht door de thuiszorginstellingen maar ook daarbij geldt de privacywetgeving omtrent medische gegevens. Daarnaast is een dergelijk systeem niet waterdicht. Er zijn altijd mensen die niet geregistreerd staan als “gehandicapt” maar wel blijvend of tijdelijk last hebben van een beperking (ouderen die moeilijk ter been zijn of mensen die tijdelijk in het gips zitten).
 
Er is door verschillende gemeenten in 2005 reeds geopperd om een registratiesysteem op te zetten bij de regionale meldkamer. Vrijwillige registratie zou daarbij tot de mogelijkheden kunnen behoren. Buiten het feit dat ook dit systeem niet waterdicht is, stuitte het idee op praktische bezwaren bij de brandweer en de regionale meldkamer. De meldkamer werkt namelijk voor de gehele Veiligheidsregio en een separaat registratiesysteem voor alleen de gemeente Waalwijk is niet zonder meer mogelijk.


Daarnaast is een dergelijk registratiesysteem zeer arbeidsintensief doordat mutaties (verhuizingen, nieuwe bewoners met een beperking en overlijden) moeten worden doorgegeven en bijgehouden.
 
Wel worden de wooncomplexen waar relatief veel mensen met een beperking wonen geregistreerd, zodat de brandweer daarvan op de hoogte is. Op dit moment wordt door de brandweer gewerkt aan bereikbaarheidskaarten. Dit zijn kaarten van een gebouw en de omgeving ervan. Op die kaart worden bijzonderheden aangegeven, waaronder bluswatervoorzieningen en toegangen tot een gebouw. Op deze kaart wordt tevens de aanduiding gemaakt dat het gebouw bewoond kan worden of wordt door mindervaliden. Deze kaarten zijn aanwezig op elk brandweervoertuig en zijn geregistreerd bij de meldkamer.
 
3. Is er bij het opstellen van de rampenplannen overleg geweest met het gehandicapten platform en is er hierbij voldoende rekening gehouden met adviezen vanuit dit platform?
Bij het vastgestelde Plan Crisismanagement maar ook bij het nieuw op te stellen rampenplan is de GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen) betrokken die nauwe contacten heeft met die verschillende belangengroeperingen waaronder het gehandicapten platform.
 
4. Zijn de gehandicapten voldoende geïnstrueerd over hoe zij dienen te handelen in geval van een calamiteit?
Door de campagne van de landelijke overheid “Denk vooruit” (www.crisis.nl) wordt iedereen erop gewezen goed voorbereid te zijn op een ramp. Op de website staat een link voor minder zelfredzame personen (www.nietbangmaarvoorbereid.nl). Op deze website is informatie te vinden die specifiek van toepassing is op minder zelfredzame personen. Via een vragenlijst krijgen mensen een op maat gesneden advies voor hun eigen situatie. Vanuit de gemeente zelf krijgen gehandicapten, net als zelfredzame personen trouwens, geen instructies.
 
5. Zijn de gehandicapten, indien nodig snel bereikbaar voor hulpverleners?
De operationele diensten hebben een standaard protocol dat zij gebruiken bij het evacueren van een woning. Indien de brandweer uitrukt en er is bekend dat een persoon verminderd of niet zelfredzaam is, wordt hiermee altijd rekening gehouden. Als het gaat om een gebouw of complex met meerdere verminderd of niet zelfredzame personen dan wordt er standaard een tweede brandweerwagen ingezet en een ambulance rukt dan ook standaard mee uit.
 
6. Weten de hulpverleners snel en adequaat om te gaan met hulpmiddelen zoals rolstoelen en rolstoelmobielen etc.
Wanneer hulpverleners tijdens een ramp worden geconfronteerd met gehandicapten danwel mensen die afhankelijk zijn van hulpmiddelen, zijn zij voldoende getraind om te kunnen beoordelen of er tijd is om de persoon met een rolstoel of scootmobiel het gebouw te laten verlaten. Indien er geen tijd is wordt het hulpmiddel achtergelaten. Omdat er tijdens een ramp altijd een ambulance mee uitrukt is er afdoende medische apparatuur aanwezig om de betreffende persoon medisch te verzorgen. Onderzoek leert dat het evacueren van een gehandicapte vrijwel even snel gaat als een zelfredzaam persoon.
 


7. Worden bij rampenoefeningen ook gehandicapten betrokken?
Bij rampenoefeningen wordt gebruik gemaakt van lotusslachtoffers waaronder ook niet of minder zelfredzame personen.
 
Wij vertrouwen erop met deze brief uw vragen voldoende te hebben beantwoord.
 
 
HET COLLEGE VAN WAALWIJK,
de secretaris,                                            de burgemeester,
 
 
 
drs. A. de Wit                                            drs. A.M.P. Kleijngeld
 
 

« Terug

Reacties op 'N.a.v. schriftelijke vragen d.d. 7 januari 2008'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.